houten huisjes wenslauerstraat

Marc Reniers Observatie #2

Maatpak of confectie?

29.07.19 Marc Reniers 10 minuten lezen

Arcam´s derde Architect in Residence van 2019, Marc Reniers – architect en medeoprichter van M3H – doet in de zomermaanden onderzoek naar de woningplattegrond en doet hier tweewekelijks verslag.

Afgelopen dagen bladerde ik weer eens in de Arcam-pocket ‘Formats for Living’ uit 1999. Ik was destijds trots dat de plattegronden van drie van onze projecten in dit boekje waren opgenomen.

Een van deze projecten was ons woningbouwproject op Sporenburg. M3H ontwierp hier in 1995, als onderdeel van het stedenbouwkundige plan van Adriaan Geuze (West 8) en Ton Schaap (gemeente Amsterdam), voor twee locaties 35 sociale huurwoningen. Dit uitgesproken stedenbouwkundig plan met zijn smalle (ca 5m) en diepe (ca 30m) kavels, daagde uit tot het ontwerpen van bijzondere woningen met specifieke plattegronden. Als een van de weinigen hebben wij het oorspronkelijke concept van om-en-om bebouwde en onbebouwde kavels gehandhaafd. In een bebouwde kavel ontwierpen we – naast de in de pocket getoonde patiowoning – ook twee 4-laagse torenwoningen met een dakterras en twee maisonnettes, die alleen via de eigen tuin bereikbaar zijn. Vijf sociale huurwoningen in drie totaal verschillende types in één gebouw. Een vernuftige Chinese puzzel.

Toen de woningen gereed waren duurde het enige tijd voor ze verhuurd waren. De specifieke plattegronden waren blijkbaar niet voor iedereen geschikt. Na verloop van tijd waren er voldoende enthousiaste mensen die er erg graag wilden wonen. Sterker nog, huurders gingen niet meer weg. De mutatiegraad van de woningen is al die jaren extreem laag gebleken.
Bladerend in de pocket uit ’99 kom ik veel meer uitgesproken plattegronden tegen. De begeleidende teksten waarderen de zoektocht naar andere woningtypen en bijzondere plattegronden, maar klagen over het grootte aantal ‘standaard-plattegronden’.

Ik heb de indruk dat de zoektocht naar bijzondere woningtypen in de afgelopen jaren eerder is verminderd dan vergroot. In de verzameling plattegronden van de geselecteerde projecten voor mijn onderzoek naar de Amsterdamse woningbouwplattegrond kom ik veel gelijksoortige, ‘standaard’-plattegronden tegen. Bijna ieder project met een galerijontsluiting heeft dezelfde 3-kamer-plattegrond. En het grote aantal, nagenoeg identieke ‘micro-woningen’ rechtvaardigt een column voor zichzelf.

Gelukkig zijn er ook nog specifieke plattegronden te zien. Geen voorbeelden van bijzondere plattegronden die voortkomen uit een dwingend stedenbouwkundig plan, zoals het voorbeeld op Sporenburg. Maar er zijn eigenlijk altijd wel andere externe factoren die sturen op maatwerk-oplossingen.

Een van de sturende externe factoren is het type opdrachtgeverschap. Opvallend is dat alle Collectief Particulier Opdrachtgeverschap-projecten (CPO) die in de selectie zitten, veel verschillende, uitgesproken plattegrondoplossingen bevatten. Zoals bijvoorbeeld te zien in de Roze Hallen van De Werff Architectuur en Joke Vos Architecten; een interessante stapelingen van op maat ontworpen woningen. Dus niet gedreven door een stedenbouwkundig plan maar door de verschillende behoeften van de bewoners, die in een vroeg stadium zelf aan tafel zitten met de ontwerper. Dit typische opdrachtgeverschap, dat in de afgelopen tien jaar een vlucht heeft genomen, levert bijzondere plattegronden op.

Ook de Houtlofts van ANA Architecten bevatten maatwerk-woningplattegronden. Niet vreemd, want eigenlijk is dit geen woongebouw maar een rij van vier particuliere woningen, geschakelde villa’s als het ware.

De drie CPO-projecten die naast elkaar staan in Buiksloterham in Amsterdam-Noord – Blackjack van BNB architecten, Patch22 van Frantzen et al en PUUUR BLOK van Atelier PUUUR – bevatten een verscheidenheid aan specifieke woningen. En tenslotte zijn de Superlofts van Marc Koehler Architects een bijzonder voorbeeld. Hier is de variatie aan plattegronden nog groter door de extra hoge verdiepingen, waardoor er ook ruimtelijke plattegronden met entresol mogelijk zijn.
Paradoxaal genoeg worden bij deze projecten de specifieke woningtypologieën juist mogelijk gemaakt door de radicaal generieke opzet van de woongebouwen. De slimme draagstructuur en de op strategische plekken gepositioneerde leidingskokers (en soms zelfs door toevoeging van extra schachten) maken veel verschillende woningtypen mogelijk. Op basis van individuele koperswensen ontstaan zo zeer verschillende woningen, zowel in typologisch opzicht als qua grootte!

Een andere categorie, overigens van alle tijden, wordt gevormd door de specifieke plattegronden op bijzondere plekken in woongebouwen. Zoals de penthouses boven op de steeds meer voorkomende woontorens, bijvoorbeeld de HAUT-toren van Team V Architectuur. Ook een woning op een hoek van een gebouw kan aanleiding zijn voor maatwerk zoals te zien is in de hoekoplossingen in het project Wiener & Co van Arons en Gelauff architecten, het Cruquius kavel 1.1-project van Geurst en Schulze architecten en Akropolis van Studioninedots.
Parkeren op maaiveld ín het gebouw is ook een reden om een bijzondere woningplattegrond te ontwerpen; bijvoorbeeld een bijzondere maisonnette die met z’n achterkant tegen de stallingsruimte is gesitueerd, zoals in de Titaan van Geurst en Schulze architecten en de Tugelablokken van M3H. Op de mooie of juist de lastige plekken van een gebouw ontstaan interessante maatwerk-oplossingen die de kwaliteit van de plek uitnutten of het probleem oplossen.

Een andere, wellicht voor de hand liggende aanleiding om specifieke plattegronden te ontwerpen is de opgave van transformatie van bestaande gebouwen tot woongebouw. Een categorie plattegronden die in de Arcam-pocket uit 1999 nog nauwelijks voorkwam. Het lijkt logisch dat een bestaand gebouw, vaak met oorspronkelijk een andere functie dan wonen, de vormgeving van de plattegronden bepaalt. Maar ook in herbestemde gebouwen zijn minder en meer uitgesproken woningplattegronden te vinden. Hoe uitgesprokener het bestaande gebouw of de oorspronkelijke functie, hoe karaktervoller de woningen, zo lijkt het. Zo zijn door Ronald Janssen in de voormalige Tandwielenfabriek unieke en zeer specifieke woningen ontworpen.

De vernieuwde Kleiburgflat van NL Architects daarentegen is een exemplarisch voorbeeld van een radicaal generieke plattegrond in een transformatieproject. De grote verzameling verschillende invullingen in de basisplattegrond van de vernieuwde Kleiburgflat tonen de mogelijkheden van een goed casco.

Ten slotte zijn er nog een paar plattegronden die heel specifiek ontworpen zijn zonder dat daar een aanwijsbare sturende omstandigheid is. Ik weet dit omdat het plattegronden zijn uit twee van mijn eigen projecten. De bovenwoningen op de eerste verdieping in de Smaragd die een entreehal op de begane grond aan de straat heeft gekregen omdat we zoveel mogelijk voordeuren aan de straat wilden realiseren. En de vijf woningen in het Wenslauerstraat-project, waaronder de meer dan 23 meter lange patiowoning. Als je naar de plattegronden van dit project kijkt, lijkt dit wel een CPO-project, maar ze zijn zonder bewoners ontwikkeld.

Dit brengt mij tot de observatie dat het lijkt of er in de periode van de Arcam-pocket ‘Formats for Living’ een intrinsieke motivatie was bij architecten, stedenbouwkundigen en opdrachtgevers om te zoeken naar nieuwe, bijzondere, specifieke plattegrondoplossingen. Zonder dat er externe factoren waren die hier om vroegen was er blijkbaar een interesse voor typologische experimenten. Zowel in de koop- als huursector. Bekijk nog eens de fraaie verzameling sociale huurwoningen in de pocket.

Op enkele uitzonderingen na, zoals de genoemde woningen in de Akropolis, de Tugelablokken, de Titaan en de Smaragd, zijn alle bijzondere plattegronden in de huidige selectie gerealiseerd in koopprojecten, meestal dure koop en vaak in Collectief Particulier Opdrachtgeverschap.

Niettemin blijft het een interessante afweging: maak je specifieke plattegronden die als een maatpak bij de bewoners passen? Of flexibele casco-plattegronden die iemand zelf naar zijn hand kan zetten? Of hebben we ondertussen zulke ideale ‘standaard-plattegronden’ dat ze voor (bijna) iedereen bruikbaar zijn?

Vragen die daarbij opkomen zijn: Hoe duurzaam en bruikbaar is een generieke, specifieke of standaard-plattegrond? Wordt dit eigenlijk onderzocht door corporaties, ontwikkelaars en ontwerpers? Wat is de relatie tussen stedenbouwkundig ontwerp en de plattegrond van de woning? En is een uitgesproken , specifieke plattegrond een luxeproduct geworden? Hebben niet alle bewoners recht op iets specifieks in hun woningplattegrond als aanleiding voor indeling en gebruik?

Vragen die ontwerpers, maar ook opdrachtgevers zich regelmatig zouden moeten stellen.

Marc Reniers werkt in dit onderzoek samen met architect Jan Loerakker (LOA)

Het onderzoek werd financieel ondersteund door

Website by HOAX Amsterdam