Marc Reniers Observatie #3

Compact wonen, klein maar fijn?

12.08.19 Marc Reniers 15 minuten lezen

Arcam´s derde Architect in Residence van 2019, Marc Reniers – architect en medeoprichter van M3H – doet in de zomermaanden onderzoek naar de woningplattegrond en doet hier tweewekelijks verslag.

Deze week wil ik het hebben over de afmetingen van de woningplattegrond. In mijn eerste column signaleerde ik al dat de gemiddelde woninggrootte (uitgedrukt in m2 gebruiksoppervlak) in twintig jaar is afgenomen van ca. 100m2 tot ca. 60m2. In mijn vorige column vermeldde ik het grote aantal, nagenoeg identieke ‘micro-woningen’. De (geringe) grootte van de woning lijkt dus een studie waard.

Als je de plattegronden en de bijbehorende oppervlakten in de Arcam-pocket uit 1999 vergelijkt met de plattegronden die we voor dit Architect in Residence-onderzoek hebben geselecteerd vallen een aantal verschillen in afmetingen op. Niet alleen waren de woningen eind jaren negentig gemiddeld groter, ook de categorie ‘kleine woningen’ ontbrak toen nagenoeg.

Zichtbare trend
Uit de projectendocumentatie van de gemeente Amsterdam (de jaarlijkse uitgave Gebouwd in Amsterdam) blijkt dat de gemiddelde woninggrootte inderdaad gestaag afneemt. Helaas worden niet ieder jaar dezelfde categorieën vermeld, maar de verschillende cijfers laten wel degelijk een dalende trend in woninggrootte zien. Zo was de gemiddelde grootte (GO) van een appartement in 2000 ongeveer 100m2, in 2007 95 m2, in 2012 89 m2, in 2014 73m2 en in 2017 58m2! Zelfs als de cijfers gecorrigeerd worden en we de studenten- en jongerenwoningen (zeer kleine studio’s van 20 á 28m2 GO) buiten beschouwing laten, blijft deze trend zichtbaar. Daarnaast is er een sterke opkomst van ‘kleine woningen’ als categorie zichtbaar. Maakte in 2004 het aantal woningen kleiner dan 50m2 GO nog minder dan 1% uit, in 2017 was dit al meer dan 40%!

Dit alles lijkt een recente ontwikkeling. Dat geldt wellicht voor de meest voorkomende doelgroep van kleine woningen in de laatste jaren; de studenten en jongeren. Maar wie verder kijkt in de tijd ziet dat de kleine woning als type een lange traditie kent.

‘Compacte woning’
Het is goed om eerst preciezer te definiëren wat we onder een ‘kleine woning’ verstaan. De meeste publicaties hanteren hiervoor de grens van 50m2 gebruiksoppervlak. Dit is niet toevallig. Dat is namelijk de grens die het Bouwbesluit hanteert voor een aantal eisen dat aan woningen wordt gesteld. Zo hebben woningen kleiner dan 50m2 geen verplichting voor een privé-buitenruimte (van ten minste 4m2) en geen verplichting tot een buitenberging of een gelijkwaardige oplossing (van ten minste 5m2). Deze grens in de regelgeving is van grote invloed op de opmars van woningen van net geen 50m2 GO. En omdat er onder deze oppervlaktegrens nog veel verschillende (steeds kleinere) woningen voorkomen is de benaming ‘compacte woning’ wellicht een betere.

De Amsterdamse woningproductie van 1900 tot nu
Zoals gezegd leek rond het jaar 2000 de compacte woning niet voor te komen. Daardoor ontstaat de indruk dat deze in de recente jaren aan een opmars bezig is. Maar als we cijfers over een langere periode bekijken ontstaat er een ander beeld. Ook hiervoor is het niet eenvoudig vergelijkbare cijfers voor de gehele Amsterdamse woningproductie boven tafel te krijgen. Wel heeft woningcorporatie Ymere dit vorig jaar in een interne publicatie voor hun eigen bezit over een periode van ruim honderd jaar op een rijtje gezet. En ik vermoed dat deze cijfers best eens representatief kunnen zijn voor de gehele woningbouwproductie van Amsterdam. In het werkboek Compact wonen- trends en analyses (Ymere 2018) wordt vermeld dat Ymere in haar totale bezit van ca. 88.000 woonheden zo’n 10.000 woningen heeft die kleiner zijn dan 50 m2. Daarvan zijn er ruim 700 stuks voor 1900 gerealiseerd*. Tussen 1900 en 1930 kwamen er ruim 3200 erbij, en tussen 1930 en 1960 ruim 1200 stuks. De grootste aantallen compacte woningen werden gerealiseerd in de periode 1960- 1990: ruim 4200**. Daarna zijn er nog 1500 bijgekomen, waarvan het merendeel de laatste jaren.

Eigenlijk zijn er dus altijd wel compacte woningen gerealiseerd, en het gros daarvan is gebouwd tussen 1960 en 1990. Het is eigenlijk vooral opvallend dat er tussen 1990 en 2005 nauwelijks compacte woningen zijn gerealiseerd. De zogenaamde opmars van de kleine woning lijkt in de afgelopen jaren dus eerder een normalisatie.

Oplossingen in plattegronden
Je kunt je afvragen of de compacte woning echt een ander type woning is of ‘gewoon’ een kleinere woning. Er zijn in onze selectie van plattegronden tussen 2013-2018 binnen de groep compacte woningen kleiner dan 50m2 verschillende oplossingen te herkennen. Sommige plattegronden hebben ondanks dat ze minder eisen hebben vanuit het Bouwbesluit dezelfde ingrediënten als een grote woning. Zoals de kleinste woning (50m2) in de Tugelablokken: een entreehal met badkamer, apart toilet en berging, een slaapkamer, woon-eetkamer met keuken en een buitenruimte.

Maar andere plattegronden proberen met het kleiner worden van het gebruiksoppervlak van de woning het woonoppervlak niet evenredig mee te laten ‘krimpen’. Zoals bijvoorbeeld in de Amstel Tower, waar de berging geminimaliseerd is tot een kast en de badkamer alleen vanuit de slaapkamer bereikbaar is, die zelf ook alleen direct vanuit de woonkamer wordt bereikt. Op deze wijze wordt gangruimte gereduceerd ten gunste van woonoppervlak.

Een ander voorbeeld is de compacte woning in Patch22, daar ontbreekt de entreehal geheel en kom je direct vanuit de gemeenschappelijke verkeersruimte de woonkamer binnen. Ook is hier het aparte toilet vervallen en samengevoegd met de badkamer.

Overigens is het opvallend dat deze kleine woningen ondanks het ontbreken van de verplichting tot het maken van een buitenruimte juist opvallend grote, woning-brede buitenruimtes hebben. Waarschijnlijk omdat deze woningen in de duurdere huur- (Amstel Tower) en koopsegment (Patch22) zijn gerealiseerd. In het duurdere segment wordt het kleinere oppervlak vaak gecompenseerd met luxe en comfort in de vorm van buitenruimtes, grotere entreehallen, materiaalkeuze en afwerkingsniveau en verschillende vormen van ondersteunende voorzieningen en diensten.

Binnen de categorie van compacte woningen zijn subgroepen te herkennen; woningen net onder de 50m2 GO en woningen tussen de 22 en 28m2 GO. De eerste groep bestaat uit tweekamerwoningen in een zeer vergelijkbare opzet. Zie de plattegronden van Cruquius, Westbeat en Amstel Tower.

De tweede groep bestaat uit éénkamerwoningen of studio’s. Dit zijn met name de studenten- en jongerenwoningen, zoals in Ravel Residence en GAK De Studio, deze kleine studio’s hebben eigenlijk allemaal dezelfde plattegrond.

De plattegrond van deze woningen zijn een soort hotelkamer-achtige oplossing; vanuit een corridorontsluiting kom je de direct de woning binnen tussen de badkamer en pantry. De enige verblijfsruimte ligt daarachter, aan de gevel.

De plattegrond van de veelvoorkomende compacte woning van net onder de 50 m2 GO is in opzet eigenlijk, behalve dat de keuken niet direct naast de entreedeur is gesitueerd en dat er een tweede, kleinere, verblijfsruimte is die als een annex naast de grootste verblijfsruimte ligt. Soms is er sprake van enige variatie of flexibiliteit door de koppeling van de twee verblijfsruimtes tot een grotere leefruimte met een ‘inpandige’ slaapplek.

Wat de verschillende typen compacte woningen ook bijna altijd gemeen hebben is hun eenzijdige oriëntatie. Omdat de woningen niet zo groot zijn is het (daglicht-technisch) mogelijk om ze aan één gevel te oriënteren. Het gevolg hiervan is dat vaak een corridor-ontsluiting wordt toegepast met aan beide zijden van de corridor woningen. Op zichzelf is dit geen probleem, maar soms zien we dat in de goedkopere financieringscategorieën woningen ontstaan die sterk inboeten op leefkwaliteit. Ze hebben relatief lange of juist smalle gangen zonder daglicht en zijn eenzijdig, soms zelfs alleen op het noorden georiënteerd.

Andere gevolgen van de kleinere woningplattegronden, net als de corridor niet direct zichtbaar in de woningplattegrond zelf, maar wel in de plattegronden van het totale gebouw, vind je in de toepassing van gemeenschappelijk buitenruimten. Collectieve tuinen en dakterrassen, de gezamenlijke fietsenstallingen, wasmachineruimtes en soms zelfs extra collectieve woon- en werkruimtes moeten de ongemakken van een kleine woning compenseren.

Wat daarnaast opvalt in onze selectie van plattegronden is dat in de verschillende Collectief-Particulier-Opdrachtgeverschap (CPO)-projecten naast compacte woningen ook hele grote woningen (>200m2) voorkomen. Zoals te zien is in de projecten Klussen op de Klarenstraat, PUUUR BLOK, Blackjack en Patch22. De particuliere opdrachtgevers hebben veel invloed in de grootte en typologie van de woning, terwijl in de huurcategorie ontworpen wordt voor een doelgroep en niet voor een individuele opdrachtgever. Hierdoor wordt er veel meer één type woning ontworpen. Met als uitschieters het herbestemde GAK-gebouw en de nieuwbouw van Ravel Residence waar in beide projecten ongeveer 800 dezelfde, zeer compacte studio’s zijn gerealiseerd.

Een van de weinige projecten in onze selectie die de compacte woning op een andere, meer conceptuele wijze heeft benaderd is Superlofts van Marc Koehler Architects. Door de toepassing van een verdiepingshoogte van 5m is het voor de bewoners mogelijk om in een compacte woning extra leefruimte te organiseren door de toepassing van entresols met daarop slaapruimten en ondersteunende functies. Weliswaar voldoen deze ruimten niet aan de (hoogte-)eisen uit het Bouwbesluit maar ze leveren wel meer gebruiksmogelijkheden en ruimtelijkheid op.

De superlofts zijn een project in de duurdere koopsector. Maar de ontwerpuitgangspunten zijn voor alle compacte woningen relevant. Want de behoeft aan compacte woningen lijkt eerder toe- dan af te nemen. Verschillende maatschappelijke trends wijzen hierop, zoals:
De toename van alleenstaanden en eenpersoonshuishoudens – in Amsterdam woont inmiddels meer dan 50% van de inwoners alleen. De afname van de ruimtebehoefte in huis door de digitalisering en de deeleconomie – Spotify in plaats van een CD-verzameling, een E-reader in plaats van een boekenkast, en autodelen in plaats van autobezit. De recente ontwikkeling van compacter wonen uit idealistische overwegingen – het verkleinen van je ecologische footprint – zoals de Tiny Houses-beweging. En de trek naar de stad die blijft aanhouden onder meer ook door het beleid van verdichting, waardoor meer mensen op hetzelfde oppervlak gehuisvest moeten worden.

Slimme interieuroplossingen
Dit alles vraagt om inventief ruimtegebruik. Juist ook in een compacte woning. De ruimte is schaars in een compacte woning, dus zijn er andere woonconcepten nodig. Zoals het realiseren van extra verdiepingshoogte. Dit geeft meer ruimtelijkheid en gebruiksmogelijkheden. Of het verzinnen van slimme interieuroplossingen; een bedstede, inbouwkast, hoogslapers en schuifwanden, et cetera. Zo kan de schaarse ruimte in een compacte woning maximaal worden benut.

Als de woningen compact zijn kunnen aanvullende kwaliteiten het woongenot verhogen; een voorname uitstraling van het wooncomplex door toepassing van hoogwaardige materialen en zorgvuldige details, royale entreehallen en verkeersruimtes en aanvullende voorzieningen en functies. Dan is op de geschikte, stedelijke locaties compact wonen een feestje.

* Waarschijnlijk was het aantal gerealiseerde kleine woningen uit de periode vóór 1900 veel groter, maar daarvan zijn er ook veel gesloopt.

**De groei van het aantal kleine woningen in de periode 1960-1990 komt voornamelijk op het conto van de in 1975 door staatssecretaris van Volkshuisvesting Marcel van Dam gelanceerde Nota ‘Huisvesting alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens’. Er kwam een subsidieregeling voor woningbouwverenigingen, waarmee tot 1985 ongeveer 77.000 zogenaamde HAT- of Van Dam-eenheden zijn gebouwd. In 1995 werd de regeling definitief stopgezet.

Marc Reniers werkt in dit onderzoek samen met architect Jan Loerakker (LOA).

Het onderzoek werd financieel ondersteund door

Website by HOAX Amsterdam