In 2010 wonnen vier woontorens van elf verdiepingen de Amsterdamse Architectuurprijs. Zij werden gebouwd in de zuidelijke punt van Osdorp, langs het Jan van Zutphenplantsoen en het water van de Slotervaart en staan met een ruime onderlinge afstand als grote schijven in een park.
Aan beide zijden zijn de volumes opgetild, zodat ze zich letterlijk openen naar het water en de wijk. De blokken herbergen appartementen in de huur- en koopsector. Ze hebben een centrale kern waaromheen de woningen zijn gegroepeerd. Hierdoor konden de woningplattegronden ten opzichte van elkaar worden gespiegeld en zijn de verdiepingen flexibel in te delen. De appartementen hebben twee tot vijf kamers en variëren in grootte van 70 tot 140 m2.
In alle woningen geeft een drie meter brede schuifdeur toegang tot een inpandige serre, of een kamerbreed balkon. Het uiterlijk van de blokken wordt gekenmerkt door horizontale banden van verdiepingshoge ramen en een patroon van aluminium gevelplaten die de afzonderlijke woningen accentueren. Door de interne spiegeling van appartementen is een afwisselend gevelpatroon ontstaan, dat te zien is als een subtiel spel met de begrippen standaardisatie en individualisatie.
De torens staan op een ondergrondse parkeergarage waarvan het dak als openbaar park is ingericht, met een wandelpromenade aan de waterkant. Vooral aan deze zijde roept de ritmiek in stedenbouwkundige situering associaties op met het modernisme van kort na de Tweede Wereldoorlog en met de beroemde flats van J.F. Berghoef langs de Cornelis Lelylaan. Het was voor de jury van de AAP in 2010 een van de redenen om de prijs aan deze vier torens toe te kennen.
“Lof voor opdrachtgever, supervisor en landschapsarchitect, die oude kwaliteiten van het Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) uit 1935 hebben herkend en gewaardeerd.”
“The location of the towers is great. There are many stores here and it is busy on the Pieter Calandlaan. The greenery and the water around the buildings are also nice. I like the big open spaces in the apartment. That way, there is a lot of daylight inside, which I like.”