Het Mekka van de volkshuisvesting
Ietwat geïsoleerd van de rest van de stad gelegen, met een bijzondere bouwwijze en een eigenzinnige architectuur, vormt de Amsterdamse wijk tuindorp Watergraafsmeer – beter bekend als Betondorp – een markant resultaat van het sociale woningbouwbeleid waarmee Amsterdam zich in de jaren twintig van de vorige eeuw de bijnaam ‘Mekka van de volkshuisvesting’ verwierf. Betondorp, gebouwd tussen 1923 en 1928, ontleent zijn naam aan de destijds experimentele betonbouwsystemen, waarin de wijk voor de helft werd uitgevoerd. Met deze nieuwe bouwwijzen trachtte Amsterdam destijds, bij het in de jaren na de Eerste Wereldoorlog heersende tekort aan geschoolde bouwvakkers en de stijgende baksteenprijzen, toch in hoog tempo betaalbare sociale woningbouw tot stand te brengen.
Alles van beton
De wijk bestond uit twee delen van ieder ongeveer 900 woningen, een deel in baksteen gebouwd naar ontwerp van J. Gratama en G. Versteeg, die ook het stedebouwkundig plan ontwierpen, en het al genoemde betonnen gedeelte, opgezet als experiment, waaraan tien betonbedrijven en negen architecten deelnamen. Ook het centrum van de wijk, het plein De Brink met naast woningen ook winkels en gemeenschappelijke voorzieningen, is in beton gebouwd. De architect, Dick Greiner, heeft de extra mogelijkheden die het gebruikte betonsysteem – gietbouw – voor de geveluitdrukking bood, op bijzondere wijze weten uit te buiten.
Verscheidenheid aan stijlen
Bij de opzet van het experiment Betondorp was het streven om verschillende betonsystemen uit te testen. Bedrijven werden uitgenodigd zelf een architect in de hand te nemen en met plannen te komen, waarna de gemeente een selectie maakte. Als gevolg daarvan kreeg Betondorp het karakter van een expositie van verschillende architectonische visies, variërend van de romantische Amsterdamse School tot het meer rationele Nieuwe Bouwen.
Door het gebruikte bouwmateriaal en door de aandacht die er bij de totstandkoming was voor coördinatie van de verschillende ontwerpen is toch een zekere eenheid van beeld ontstaan: rechthoekige vormen, platte daken en vrij vlakke gevels. Aan de woningcomplexen werkten – naast Greiner – de architecten J. Gratama, W. Greve, Frans Hulsbosch, J.R. van Loghem, H.F. Mertens, J.H. Mulder, D. Roosenburg en H.W. Valk mee.
Tuinstadbeweging
Qua stedebouwkundige opzet vormt Betondorp een neerslag van de ideeën van de in de jaren twintig krachtige tuinstadbeweging: eengezinswoningen in een ruime verkaveling met privé-tuinen en veel semi-openbaar en openbaar groen. De kern van het tuindorp wordt gevormd door de Brink, waarop een aantal radiale straten uitkomen, onderling door ringstraten verbonden. De straten lopen volgens een onregelmatig patroon: vele zijn geknikt of lopen dood. De straten worden regelmatig onderbroken door pleinen en pleintjes in allerlei vormen, deels gevormd door in de bouwblokken inspringende hoven. De woningen zijn nog traditioneel georiënteerd, niet op de zon maar op de straat. De bouwblokken zijn, op een uitzondering na, op de hoeken geopend en vormen een tussenstadium in de overgang van het gesloten blok naar de modernere open blokken.
Renovatie
Onbekendheid van destijds met het nieuwe materiaal beton leidde tot technische problemen, met name als gevolg van vochtoverlast. Eén woningcomplex moest in de jaren vijftig wegens verregaand verval worden gesloopt, bij de overige verdween de oorspronkelijke vormgeving bij de diverse opknapbeurten steeds verder uit het zicht. Tussen 1987 en 1989 werd de buurt, voor zover dit mogelijk was, in zijn oorspronkelijke staat teruggebracht.