Kantoorgebouw Aurora

Piet Zanstra, 1959-1961 en 1966

Een aanwinst voor florerend Amsterdam

Kantoorgebouw Aurora werd ontworpen door de in Amsterdam gevestigde architect Piet Zanstra (1905-2003). Opdrachtgever was de N.V. Levensverzekeringsmaatschappij “Aurora”, die het gebouw tevens als belegging zag, want de maatschappij zou slechts de eerste twee verdiepingen gebruiken, de rest van het pand werd verhuurd, kantoren op de hogere verdiepingen en winkelruimten op de begane grond.

Men koos voor een prominente locatie aan de Stadhouderskade hoek Overtoom. De Amsterdamse economie herstelde zich na de Tweede Wereldoorlog en in de jaren ’50 zette de schaalvergroting, die overigens al in de jaren ’20 was begonnen, zich voort. De voor die tijd grotere kantoorgebouwen vonden hier een goede locatie aan de doorgaande wegen, zoals de Stadhouderskade als onderdeel van de ring van de Singelgracht. Zo kreeg ook het opvallende gebouw voor de Geïllustreerde Pers (architecten Merkelbach en Stam, 1959) aan deze ring een prominente plek. Het Algemeen Handelsblad noemde het gebouw Aurora al in 1961 ‘een aanwinst voor florerend Amsterdam’.

 

Twee bouwfasen

Hoewel amper zichtbaar, is het kantoorgebouw niet in één keer tot stand gekomen. Het was echter altijd al de bedoeling het pand tot de huidige contouren op te trekken. Omdat niet het gehele bouwterrein gelijk beschikbaar was, werd de bouw in twee afzonderlijke fasen uitgevoerd. De eerste fase, 1959-1961, omvat de hoek van de Stadhouderskade en de Overtoom; in de tweede fase van 1966 werd het gebouw naar links doorgetrokken op de Stadhouderskade tot het gebouw Atlanta (architect F.A. Warners, 1928). Van die knip in de uitvoering is in het uiterlijk van het gebouw niets meer te zien, de gevel vormt volstrekt één geheel. De hoek van het terrein is afgerond, net als aan de overzijde. Hiermee wordt mogelijk ingespeeld op de historische architectuur in de omgeving.

 

Constructie, ‘sierbeton’

De constructie van het gebouw bestaat uit een ter plaatse gestorte kelderbak, kolommen en vloeren, op een fundering van poeren en betonnen palen. De bovenste laag is voorzien van een staalconstructie die het platte dak draagt. De verdiepingsvloeren hebben een centrale, afgesloten kern met een trap en twee liften en daarnaast toiletgroepen. De rest van de verdieping is vrij indeelbaar. Op de bovenste verdieping was een woning voor de conciërge en de bedrijfskantine.

De gevel heeft een traditionele opbouw bestaande uit een twee lagen hoge plint, daarboven zes (in eerste instantie vijf) standaardverdiepingen, en daarboven als afsluiting een terug liggende bovenste laag onder een plat dak.

De kolomafstand, 4,65m hart op hart, is in de gevel in drieën verdeeld, zodat de gevelkolommen op 1,55m hart op hart staan. Deze smalle venstertravee maakt het mogelijk om de gevel mee te buigen met de afgeronde straathoek. Aan de buitenzijde is de constructie bekleed met prefab gevelstijlen, borstweringen en randbalken boven de plint en ter plaatse van de bovenste laag. Deze elementen van Savonnière-steen werden door Zanstra ‘sierbeton’ genoemd, mogelijk vanwege de zachtgrijze kleur. Tussen de slanke stijlen en borstweringen zijn houten tuimelramen aangebracht, over alle standaardverdiepingen en over vrijwel de gehele gevelbreedte.

De slanke gevelstijlen in combinatie met de smalle venstertraveeën benadrukken de verticaliteit waardoor het gebouw visueel kleiner lijkt dan het in werkelijkheid is. Dit is een belangrijke, niet te onderschatten kwaliteit van het ontwerp.

De eenvormigheid van de gevel wordt ter plaatse van de 7,50m hoge plint onderbroken. De tweede verdiepingsvloer kraagt uit op afgeschuinde balken, die gedragen worden door naar beneden taps toelopende kolommen met een ellipsvormige doorsnede. De glazen puien waren aanvankelijk deels achter deze vrijstaande kolommen geplaatst, en deels – ten behoeve van de winkelruimte – ervoor (alleen op de begane grond). Precies op de hoek was in de gebogen glazen pui een tourniquet. Nu zijn dat er twee aan weerszijden van de plaats waar de oorspronkelijke draaideur was geplaatst. Dit is een van de weinige, overigens niet storende, aanpassingen die de gevel heeft ondergaan.

 

Pilotis

Door de toepassing van de opvallende, deels vrij staande kolommen, opent het gebouw zich naar de bezoeker en voorbijganger en wordt de massaliteit van de gevel met zijn identieke gevelelementen gecompenseerd. Juist die speelse indeling van het exterieur op maaiveldniveau maakt het tot een uitnodigend gebouw. Door de afgeronde hoek past het gebouw in de omgeving en zich aan het verkeer aan. Ter plaatse van de Stadhouderskade sluit het goed aan op het naastgelegen oudere gebouw Atlanta; in hoogte en doordat het vlakke geveldeel er direct naast terug ligt ten opzichte van de uitstekende verdiepingen.

Aurora kan tevens worden gezien als pendant van het Autopongebouw (1955-1961) van architect J.B. Ingwersen dat in dezelfde periode aan het andere einde van de Overtoom werd gebouwd. Beide architecten zijn duidelijk beïnvloed door het werk van Le Corbusier, o.a. door het gebouw ‘op te tillen’ en op poten (pilotis) te zetten, waardoor als het ware een openbare winkelgalerij of arcade ontstaat en de architectuur ‘luchtiger’ maakt.

In 2022 heeft Heemschut een spoedaanvraag gedaan voor aanwijzing tot gemeentelijk monument, om het kantoorgebouw te beschermen tegen ingrijpende renovatie. Deze aanvraag is op 20 december 2022 door Stadsdeel West toegewezen!

Wouter van Elburg, Erfgoedvereniging Heemschut, 2022

Bronnen

– C. de Wit, ‘Bij de toekenning van de Berlageprijs. P. Zanstra: bouwmeester van waardige eenvoud. Expositie in Den Haag toont ontwikkeling’, in: Het Parool 7-10-1961.

– Anoniem, ‘Kantoorgebouw aanwinst voor florerend Amsterdam’, in: Algemeen Handelsblad 7-12-1961.

– N. Mens, ZZDP architecten-ondernemers, Rotterdam 2004 (in de werkenlijst ontbreekt gebouw Aurora).

Website by HOAX Amsterdam