In het huidige stadslandschap van Amsterdam zijn nog steeds resten te vinden van het oorspronkelijke waterlandschap. Voorbeelden hiervan zijn de Spaarndammerdijk aan de zuidkant en de Landsmeerderdijk aan de noordkant van het IJ. Deze dijken werden aangelegd om het land te beschermen tegen het onstuimige water van het IJ, dat toen nog een zeearm was.
De Spaarndammerdijk werd in de eerste helft van de 13e eeuw aangelegd en liep van de Amstel naar het Spaarne langs de zuidelijke oever van de zeearm. Het onderhoud van de dijk werd gefinancierd door de aanwonenden, de zogenaamde dijkplichtigen. Bij dijkdoorbraken moesten ook bewoners verder landinwaarts bijdragen aan het herstel, een systeem dat verhoefslaging werd genoemd.
Na de droogmaking van het IJ in 1872 grensde de Spaarndammerdijk niet meer aan water, maar bleef van groot belang voor de waterkering en bescherming van het Rijnland. Aan het eind van de 19e eeuw werd de Spaarndammerbuurt gebouwd, waarbij het eerste deel van de dijk werd omgevormd tot de Spaarndammerstraat.
Later werd de Spaarndammerdijk grotendeels vergraven door de aanleg van het bedrijventerrein bij Sloterdijk. Momenteel zijn er nog enkele delen van de oorspronkelijke dijk te vinden bij de Sint Barbara begraafplaats en het voormalige dorp Sloterdijk, die inmiddels een monumentenstatus hebben. Tegenwoordig worden deze dijken ook gebruikt voor recreatie, met wandel- en fietsroutes.
Hoewel de dijken hun oorspronkelijke functie hebben verloren, herinneren de overgebleven delen ons aan de strijd tegen het water, een belangrijk onderdeel van de Nederlandse geschiedenis. Ze vormen nu een verbinding tussen het verleden en het heden.