Architect Marnix van der Scheer ontdekte dat er een beperking in zijn blik zit. Hij werd er mee geconfronteerd toen hij voor een debatavond naar Amsterdam ging, en kwam met een nieuw inzicht thuis.
Samen met ML_A werd mijn bureau in 2022 geselecteerd voor de architectenrol bij de verbouwing van het Groninger Hoofdstation. Sindsdien ga ik er regelmatig kijken. Ik voel me verguld om aan dit bijzondere gebouw te mogen werken.
Wie tegenwoordig met de trein in Groningen aankomt en via de monumentale hal het station verlaat, struikelt over een glooiend betonnen voorplein: het Stadsbalkon. Je kunt je haast niet meer voorstellen dat het twintig jaar geleden een van de meest spectaculaire fietsenstallingen van Nederland was. Tegenwoordig ervaren mensen het vooral als barrière tussen station en stad.
De stationsomgeving zal de komende tijd veranderen. Het kan haast niet anders dan dat daarbij ook het Stadsbalkon niet in zijn huidige vorm gehandhaafd blijft. Je zult als reiziger beloond moeten gaan worden voor het nemen van de trein. De toegang van Groningen moet een viering zijn van wat de stad te bieden heeft.
In Amsterdam speelde een vergelijkbare opgave. Ook daar domineerden infrastructuur en fietsenstalling visueel de toegang van de stad. Onlangs ontwierp wUrck voor Amsterdam Centraal een prachtige fietsenstalling die ze op fantastische wijze wegwerkten onder de verbrede waterpartij voor het station.
Met een e-mail wees iemand me erop dat architectuurcentrum Arcam een debatavond over het stationsgebied organiseerde, onder de titel ‘Toegang van Amsterdam’. ‘Hier ga jij heen!’, luidde de opdracht. Zo kwam het dat ik op een dinsdagmiddag samen met de stedenbouwkundige van het stationsgebied Ruben Wiersma in de trein stapte om een avond over de entree van de stad te gaan praten.
Was ik hiervoor naar Amsterdam gekomen?
Op het podium in het hoofdkantoor van woningcorporatie Lieven de Key zaten de gebiedsstedenbouwkundige en drie architecten van diverse betrokken bureaus. Maar het gesprek bleek helemaal niet te gaan over hoe het centraal station zich als entreegebied voor de stad presenteerde – het ging over de inclusiviteit van het gebied. Over rolstoeltoegankelijkheid, contrastkleuren, geleidelijnen en liften. Was ik hiervoor naar Amsterdam gekomen?
Een van de sprekers was erfgoedspecialist Alicia Hoost. Zelf heeft ze een visuele beperking en loopt ze dagelijks tegen drempels aan. Tijdens haar studie was ze al een buitenbeentje. Waar iedereen om haar heen monumenten onaangeroerd wilde laten, maakte zij zich sterk voor integrale toegankelijkheid. En dat stuitte op de nodige weerstand.
In de praktijk zijn veel gebouwen niet integraal toegankelijk, vertelde Hoost. In een video nam ze de aanwezigen mee door het stationsgebied, terwijl ze live commentaar gaf.
Steeds meer bekroop me het gevoel dat ik hier juist wel moest zijn. Ik merkte dat ik vooringenomen ben als het over de esthetische verrommeling gaat die toegankelijkheid met zich meebrengt. Maar Alicia vroeg zich af: ‘Zijn stenen belangrijker dan mensen?’
Steeds meer bekroop me het gevoel dat ik hier juist wel moest zijn.
In een poll vooraf werd geconstateerd dat het merendeel van de aanwezigen een ontweropgave als dermate complex beschouwt dat integrale toegankelijkheid er vaak bij inschiet. Ik behoor ook tot die categorie. Het is geen onwil, ik vergeet het soms gewoon.
Eigenlijk is het een kwestie van prioriteiten stellen, besef ik. Vind ik het wel echt belangrijk dat iemand met een beperking mijn ontwerpen kan betreden?
Marjolein van Eig schreef vorig jaar in een column dat ze het jammer vond dat gebouwen door het nieuwe bouwbesluit niet langer trapjes naar de voordeur mogen hebben. Ik was het roerend met haar eens. In een volgende column vertelde ze, met schaamrood op de kaken, dat ze op dit standpunt teruggekomen was na een lezing die ze tijdens de Week van de Toegankelijkheid bijwoonde. Die tweede column had ik maar vluchtig gelezen.
Maar nu kwam mijn moment van schaamte. Nu voelde ík me aangesproken. De misleidende titel van het debat in Amsterdam had gewerkt. Het had me hierheen gelokt en me geconfronteerd met mijn blinde vlek.
Natuurlijk word ik als ontwerper niet op voorhand blij van contrastlijnen en de dwingende stijgingspercentages van hellingbanen. Maar juist door hier in een eerdere fase over na te denken, kunnen we toegankelijkheid integraal oplossen. Want mensen uitsluiten is zeker niet wat ik beoog. Zo voeg ik nog snel een goed voornemen aan mijn lijstje toe: inclusieve toegankelijkheid direct meenemen in het ontwerp. Niet als een verplichting, maar als een vanzelfsprekendheid.