Het is 2040 en mensen vragen zich altijd nog af waar het Glokalisme is begonnen. En dat is lullig, want het begon bij ons, en dat zou men inmiddels moeten weten.
In het glokalisme zoals we dat nu kennen vertrekt men vanuit lokale gemeenschappelijke waarden, behoeftes en oplossingen, in plaats van een wereldwijde expansiedrift.
Het was op een warme herfstdag in 2022 toen de 63 inwoners van wooncoöperatie Het Vette Nijlpaard in Amsterdam besloten om alles dat zij op lokale schaal uitvonden, ontwikkelden of bedachten, op wereldschaal te delen. Lokaal handelen, globaal denken en delen; oftewel, Glokalisme.
Het had overigens best wat eerder kunnen beginnen. Bij Rousseau bijvoorbeeld. Hij schreef in 1754 al dat de ware grondlegger van de burgerlijke maatschappij, diegene is die als eerste een stuk grond omheint en durft te zeggen: ‘dit is van mij’, en vervolgens simpele zielen treft die het geloven. Rousseau dacht dat ons veel bespaard was gebleven als men toen die eerste ziel had verteld dat het van de zotte is om je zomaar dingen toe te eigenen, want de vruchten van de aarde zijn van iedereen en de aarde is van niemand.
Maar dat standpunt is minder overtuigend dan een omheining. In de paar honderd jaar daarna werd zo goed als alles ingekaderd, afgerasterd en door iemand toegeëigend. Dit werd zo vanzelfsprekend dat zelfs de wetenschap zich geen economie meer kon voorstellen die anders georganiseerd was. Het dieptepunt hiervan werd bereikt in 1968 toen Garret Hardin zijn artikel ‘the tragedy of the commons’ schreef. Met commons worden bronnen in gemeenschappelijk beheer bedoeld. Dat kan bos zijn, een stuk land waarop vee graast, een drinkwaterreservoir of een zee om in te vissen. Hardin kwam tot de volgende theoretische formule: eén extra koe laten grazen op een gemeenschappelijk weiland levert grotere individuele winst op dan collectief verlies. Daarom zal ieder individu er een extra koe opzetten waardoor de draagkracht van het weiland binnen de kortste keren wordt overschreden. Een tragedie dus. Hiermee “bewees” hij dat er maar twee mogelijkheden zijn om commons duurzaam te beheren: óf een bedrijf, óf de overheid regelt de boel. In een periode waarin dat al geruime tijd de enige twee mogelijkheden waren mag het verbazen dat dit destijds het meest geciteerde economische artikel ooit was.
In 2009 kreeg Hardin ongelijk. Het kón anders, en daar was in de praktijk ruimschoots bewijs voor. De derde manier, men zou het bijna vergeten, is om bij elkaar te komen en afspraken te maken. In een met de Nobelprijs bekroond werk onderzocht Elinor Ostrom duizenden commons en liet legio voorbeelden zien waarop een weiland, of welke common ook, duurzaam beheerd kan worden.
Ostrom begon haar onderzoek in de begindagen van het internet. Een tijd waarin alles een common leek te kunnen worden. Maar aan het begin van de 21ste eeuw waren sites als Wikipedia een uitzondering en hadden vooral grote bedrijven het voor het zeggen. Alle marktplaatsen, bezorgdiensten en digitale infrastructuur waren in handen van private partijen of overheden. En van duurzaam beheer was destijds weinig sprake, getuige de ecologische en sociale crises.
En toen was er Het Vette Nijlpaard die een beweging ontketende waardoor systemen voor voedseltuinen, fietsbezorgers, duurzame energie, zorg en deelauto’s bij duizenden coöperaties wereldwijd terecht kwamen. Het mooie was dat al deze systemen in 2022 al gratis beschikbaar waren, maar te weinig mensen ervan wisten. Pas toen de geest van het Glokalisme uit de fles was begon de wereld zich anders te organiseren. Coöperaties zochten eerst globaal beschikbare oplossingen, gebruikten wat voor hen nuttig was en deelden vervolgens de lokale inzichten en aanpassingen weer met het geheel.
Globalisme en lokalisme werden al eens eerder door iemand in de term glokalisme samengevlochten. In de jaren 90 gebruikte de socioloog Roland Robertson de term om de globale marketingstrategie van Japanse ondernemers mee te duiden: globaal denken, lokaal implementeren. Inmiddels heeft de term een andere betekenis gekregen. In het glokalisme zoals we dat nu kennen vertrekt men vanuit lokale gemeenschappelijke waarden, behoeftes en oplossingen, in plaats van een wereldwijde expansiedrift.
Begon dit lokale gemeenschapsdenken dan niet al bij Ostrom? Haar acht principes om commons succesvol te beheren waren zeer behulpzaam. Zoals de noodzaak om duidelijke grenzen van de groep te definiëren, ervoor te zorgen dat de regels gemaakt én veranderd kunnen worden door hen die ermee te maken hebben en het instellen van graduele strafmaatregelen.
Maar de kracht van de gemeenschappelijke verbeelding bracht ons verder tot de fundamentele vraag: waarom is alle kennis om in collectieve behoeften te voorzien niet publiekelijk beschikbaar?
Maar in de geïndividualiseerde, gedigitaliseerde maatschappij van 2022 was het geen sinecure om volgens Ostroms principes te leven. Bij Het Vette Nijlpaard werden er vurige discussies aan gewijd – hoe bepalen we de grenzen van de groep, welk deel wordt sociale huur, hoe kun je alles delen en toch in de behoefte aan privacy voorzien, hoe beslechten we ruzies? We spraken over collectieve behoeften en welke systemen onmisbaar waren, en welke niet, en hoe we dit konden veranderen. Maar met een niet-aflatende stroom van verleidelijke vernuftige aanbiedingen leken bedrijven als Tesla, Apple en Google het monopolie te hebben op het stellen van vragen over hoe een toekomst eruit kan zien.
Bij ons leefden natuurlijk ook grote vragen, zoals: wie heeft de vaatwasser niet leeggehaald, of de bakfiets niet opgeladen? Waarom is de logeerkamer geboekt zonder dat even te overleggen? Natuurlijk. Maar de kracht van de gemeenschappelijke verbeelding bracht ons verder tot de fundamentele vraag: waarom is alle kennis om in collectieve behoeften te voorzien niet publiekelijk beschikbaar? In 2040 is het antwoord helder: gemeenschappelijke bronnen en publieke infrastructuur hoeven niet te worden overgelaten aan overheden of bedrijven met winstoogmerk.
Het begon bijna toen Elon Musk in November 2022 Twitter kocht, het een jaar later failliet ging en daarmee ons verhaal vleugels gaf: regels om te modereren, of te beheren, kunnen niet universeel geaard zijn. Om een culturele lokale identiteit te waarborgen moeten systemen gedecentraliseerd worden opgebouwd in beheer van degenen die er zelf aan bijdragen.
Woon-, voedsel-, zorg-, mobiliteits- en energiecoöperaties werden de decentrale knooppunten waar men op verschillende niveaus samenkwam om regels af te spreken. Problemen die door geen enkele technologie, bedrijf of staat weggenomen konden worden deden zich onherroepelijk voor. Maar men bleek deze het best lokaal te kunnen doorgronden, als je dicht bij elkaar betrokken bent en beseft dat je zo bijdraagt aan het grotere geheel.
Zo begon het Glokalisme. En het begin van het einde van een klimaatcrisis. Of het überhaupt mogelijk is het begin van wereldwijde revoluties te markeren in de tijd? De scheiding van kerk en staat? De Big-Bang? Misschien niet. Maar dat ook die lokaal zijn begonnen staat buiten kijf.
Thomas van Dijk
Met dank aan: Anne Schepers, Aliesje Schneijderberg en het Vette Nijlpaard.