Woongebouw voor alleenstaande arbeiders
Rond 1905 bracht men in Amsterdam de noodzaak van huisvesting voor alleenstaanden onder de aandacht. Lange tijd had de nadruk gelegen op het bouwen van gezinswoningen aangezien dit minder riskant was voor de woningbouwverenigingen. H.C.A. Henny, directeur van de Vereniging Amsterdams Bouwfonds, besloot een onderzoek in te stellen naar de opzet van een tehuis voor alleenstaande arbeiders. Toen bleek dat er aan een dergelijk tehuis behoefte bestond, kreeg het Amsterdams Bouwfonds van de gemeente een bouwterrein aan de Marnixstraat toegewezen op de plaats van de voormalige Amstel suikerraffinaderij.
Te hoge huurprijzen
Het ontwerp voor het pand werd gemaakt door J.E. van der Pek, de huisarchitect van het Amsterdams Bouwfonds. In 1918, twee jaar na de start van de bouw, werd het tehuis geopend door de burgemeester van Amsterdam J.W.C. Tellegen. De huurprijs lag met fl. 4,20 tot 6,30 veel hoger dan de fl. 2,45 tot 2,85 die oorspronkelijk was geraamd. Die huur konden arbeiders zich niet veroorloven en zo kwam het dat het tehuis pas in 1920 geheel bewoond was – door hoger opgeleiden.
Van arbeidershuis naar zorghuis
De waarde van het gebouw ligt in het karakteristieke uiterlijk en in de betekenis die het heeft voor de geschiedenis van de volkshuisvesting in het algemeen en die van het Amsterdams Bouwfonds in het bijzonder. Tegenwoordig wordt het pand gebruikt voor de huisvesting van zorgbehoevende ouderen.