Bij de vernieuwing van het Rijksmuseum (P.J.H. Cuypers, 1885) door het architectenduo Antonio Cruz en Antonio Ortiz krijgen alle ruimtes in het gebouw weer een museale functie. Voor de functies waarvoor geen plek kon worden gevonden, worden drie nieuwe gebouwen gerealiseerd en als eerste in de reeks is het Ateliergebouw opgeleverd. Hierin is een nationaal expertisecentrum op het gebied van restauratietechniek gehuisvest. Er is onder meer ruimte voor restauratie-ateliers van het Rijksmuseum, onderzoekslaboratoria van het Instituut Collectie Nederland (ICN) en de opleiding Restauratiekunde aan de Universiteit van Amsterdam.
Verscholen en verlaagd
Het gebouw ligt verscholen tussen het Zuiderbad en drie kantoorvilla’s, op de plek van het voormalig Veiligheidsintituut (E. Cuypers, 1911) dat voor een deel is gesloopt. De voorbouw van dit Veiligheidsinstituut is door Cruz y Ortiz gehandhaafd en gekoppeld aan een 75 meter diep nieuwbouwgedeelte, dat halverwege is verlaagd om de zichtlijn van het Museumplein naar het Zuiderbad niet te blokkeren. De daken en voorgevels zijn bekleed met verzinkt aluminium. Dit refereert aan het zink van het Zuiderbad. In de laboratoria en ateliers domineren technische installaties en apparatuur die zijn aangepast aan strenge beveiligingseisen.
Nachtwacht-lift
Verder is het interieur strak en minimalistisch gehouden om een zo neutraal mogelijke werkomgeving te creëren. De erkers en sheddaken zijn op het noorden georiënteerd om de restauratoren te voorzien van diffuus, egaal noorderlicht. De ateliers zijn verbonden met de in de kelder gelegen depots om kunstwerken op een droge en veilige manier te kunnen vervoeren. Er is een speciale lift van een zodanig formaat dat ook de Nachtwacht kan worden getransporteerd.