Menselijke maat
Het Wooncomplex Henkenshage is een stedelijk blok waarbij de architecten bij het ontwerp zijn uitgegaan van de menselijke maat. Het rechthoekige bouwvolume is opgedeeld in zes blokken door middel van twaalf meter hoge poorten. De bouwblokken zijn tussen de vijf en vier bouwlagen hoog en deels met elkaar verbonden door een stalen luifel. Ook verbinden de lange galerijen, die over de gehele breedte van het gebouw lopen, de blokken met elkaar. Hierdoor oogt het complex als één geheel. De architect ontwerpt de volumes rondom een verhoogd gelegen binnenplein op de verdiepte parkeergarage. Op dit plein is een centrale tuin aangebracht waar de tuinen en balkons van de bewoners aan grenzen.
Open uitstraling
Door het gebouw op te delen in meerdere volumes heeft het gebouw een open en lichte uitstraling. Dit wordt versterkt door de opvallende afwerking van de gevels en glazen balkons. De voor- en achtergevels werkt de architect af met verticale glasstroken bevestigd op binnenspouwbladen. Hij maakt hier gebruik van verschillende afmetingen van deuren en kozijnen waardoor er een speels ritme in ontstaat. De kopgevels zijn opgetrokken uit donkere geprofileerde baksteen. Deze gevels zijn voorzien van smalle horizontale vensters.
Het gebouw bevat een grote verscheidenheid aan woningtypen: split level- en corridorwoningen, maisonnettes, penthouses en koopwoningen. Ook is er in het complex ruimte gereserveerd voor een woongroep voor senioren, een supermarkt en bedrijven.
Tuinstad
Wooncomplex Henkenshage ligt in de Kastelenbuurt in Amsterdam-Buitenveldert. Deze wijk is onderdeel van het Algemeen Uitbreidingsplan van Amsterdam (AUP) waar Cornelis van Eesteren en Jacoba Mulder in 1934 het stedenbouwkundig plan voor ontwerpen. De wijk wordt ontworpen als tuinstad en is in de tweede helft van de twintigste eeuw aangelegd. Tuinsteden worden gekenmerkt door hun groene karakter en aandacht voor de leefkwaliteit van de bewoners. Buitenveldert is in algemene zin herkenbaar aan de halfopen bouwblokken met groene binnentuinen.
Tekst: Fieke de Groot