Wooncomplex Palmdwarsstraat e.o.

Theo Bosch, 1979-1981

Stadsvernieuwing in de Jordaan

Omstreeks 1970 was de Jordaan ernstig verwaarloosd en in verval, zo waren er veel open gaten en onderstukken. Vanwege zijn betrokkenheid besloot Theo Bosch, gestimuleerd door zijn docent Piet Blom, zijn afstudeerproject aan de Academie van Bouwkunst aan een stadsvernieuwingsplan voor een deel van de Jordaan te wijden. Hij werd benaderd door projectontwikkelaar F.J. van der Meijden, die het architectenbureau van Bosch en Aldo van Eyck opdracht gaf een bouwplan voor de Palmdwarsstraat e.o. te ontwikkelen.

Het ontwerp voor 50 premiewoningen en 22 bedrijfsruimten kreeg de ontwikkelaar echter financieel niet rond en in 1975 vroeg hij de gemeente de realisatie van het plan over te nemen. Het gemeentebestuur, dat kort daarvoor een conserverend bestemmingsplan voor de Jordaan had vastgesteld waarin dit bouwplan goed paste, wees het Gemeentelijk Woningbedrijf als opdrachtgever aan. Men wilde laten zien dat de gemeente zich serieus wilde inzetten om de door vele partijen gewenste en noodzakelijk geachte stadsvernieuwing grondig aan te pakken.

Aaneenschakeling van afzonderlijke panden

Het uiteindelijke complex bestaat uit 50 sociale huurwoningen en 13 (oorspronkelijk 22) bedrijfsruimten verdeeld over vier bij elkaar gelegen locaties in het noorden van de Jordaan. De als een aaneenschakeling van afzonderlijke panden ontworpen bebouwing herstelt de hoeken van vier verschillende bouwblokken, waarbij zorgvuldig de oude rooilijnen zijn aangehouden. Elk pand bestaat uit een bedrijfsruimte op de begane grond en een of twee boven elkaar gelegen woningen. De bedrijfsruimte heeft aan de voorzijde een grote verdiepingshoogte en – splitlevel – aan de achterzijde een verdiepte begane grond en insteekverdieping. De bovenste woning is een maisonnette; de woningen worden ontsloten door een galerij aan de achterzijde, gelegen binnen het bouwvolume, die toegankelijk is via een tegen de zijgevel van het hoekpand geplaatste, gedeeltelijk overdekte, trap. Door toepassing van maisonnettes kon het aantal galerijen beperkt blijven. De hoekoplossing is min of meer standaard en komt op vijf hoeken voor, alleen de hoek Goudsbloemstraat/2e Goudsbloemdwarsstraat is afwijkend. De oriëntatie van de voorgevels en de plaatsing van de trap houdt overigens geen rekening met de hiërarchie tussen gracht, straat en dwarsstraat. Dat is wel het geval met de bouwhoogte, in de dwarsstraten zijn de op die straten georiënteerde panden een verdieping lager dan die aan de gracht en de langsstraten.

Er is binnen de 50 woningen een grote differentiatie in grootte bereikt, er zijn twee-, drie- en vierkamerwoningen, met het accent op de laatste omdat er in de Jordaan al veel kleine woningen waren. Binnen een smalle beukmaat van 4,50 m zijn goede plattegronden ontworpen. De maisonnettes hebben een woonkamer aan de straatzijde en een keuken (die desgewenst afgesloten kan worden) aan de galerij, op de bovenverdieping een grote en twee kleine slaapkamers onder een gebogen kap. De trap is open op de woonlaag en zorgt daardoor voor een ruimtelijk effect. De woonkamers hebben aan de straat een pui met in het midden een Frans balkon en (op de een na bovenste verdieping) over de gehele gevelbreedte een schuin geplaatste glasstrook. Om te voldoen aan de in het bestemmingsplan voorgeschreven maximale bouwhoogte (straatbreedte plus één meter) werd de bovenste verdieping teruggelegd. Bij andere invulprojecten wordt dan vaak daar de buitenruimte (dakterras) gemaakt, hier zijn die zo veel mogelijk aan de achterzijde gecreëerd en is de sprong dus benut voor extra lichtinval in de woonkamers. Buitenruimten zijn de balkons aan de achterzijde, terrassen op het dak van de begane grond en hier een daar een verbreding van de galerijen. Ze zijn vanaf de straat niet zichtbaar en verstoren daardoor niet het karakteristieke gevelbeeld. De binnenterreinen zijn voor zover mogelijk opgeschoond van bebouwing. Vanwege de gevelsprong met glasstrook moest voor de voorgeschreven hijsbalk een andere plaats worden gezocht. Ze zijn aangebracht in de zijgevels boven de buitentrappen, zodat toch de meeste bewoners hiervan gebruik kunnen maken. Het lijkt een onbelangrijk detail, maar is tekenend voor de zorg die aan het gehele project is besteed.

De woningbergingen zijn gesitueerd aan de achterzijde of tussen de bedrijfsruimten op de begane grond en goed vanaf de straat bereikbaar. Zo zijn er aan de straat nergens gesloten gevels. Elk pand heeft tenminste een entree aan de straat; ter plaatse van de toegang van elke bedrijfsruimte is een portiek gecreëerd. De pandsgewijze ontsluiting zou overigens pas veel later in de Welstandsnota (2013) worden voorgeschreven voor het Centrum en andere oudere stadsdelen. De bedrijfsruimten zijn ook goed bruikbaar als winkel, kantoor en atelier.

Het complex verkeert nog vrijwel in originele staat. Enkele bedrijfsruimten zijn blijkbaar samengevoegd en soms veranderd in appartementen; de galerijen zijn later boven aan de trap afgesloten.

Experimentele woningbouw

Mede dankzij de combinatie van woon- en bedrijfsruimten kreeg het plan in 1977 het predicaat ‘experimenteel’ van de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en werd extra subsidie beschikbaar gesteld.

“Het experimentele karakter van het plan is gelegen in de ‘organische’ inpassing van de woningen in deze bij uitstek moeilijke situatie. Daarbij is ingespeeld op de plaatselijke karakteristieken. Genoemd worden daarbij het krappe bouwterrein en de smalle straten, met alle aandacht voor kenmerkende aspecten als kleinschaligheid, ‘herbergzaamheid’ en afwisseling. Ook worden vermeld de verweven-heid van de functies en de woningdifferentiatie. De vormgeving is karakteristiek en de hoek-oplossingen zijn architectonisch bijzonder knap.”

Over de architect

Het uiteindelijk gebouwde project staat op naam van Theo Bosch (1940-1994); medewerkers aan dit project waren naast Aldo van Eyck, Lucien Lafour en Guus Knemeijer. Enkele jaren eerder had het bureau van Van Eyck en Bosch een stadsvernieuwingsproject in Zwolle gerealiseerd, dat qua inpassing, kleinschaligheid en woningdifferentiatie enigszins vergelijkbaar is. Toch hebben beide projecten qua architectuur een geheel eigen karakter. Theo Bosch zou hierna nog veel stadsvernieuwingsprojecten ontwerpen, waaronder diverse in Amsterdam. Daarin is een zekere ontwikkeling te zien, maar treffend is dat zijn eerste projecten op alle aspecten, van stedenbouw-kundige inpassing, architectuur, woningplattegronden en differentiatie tot efficiëncy, al goed scoorden.

Kleinschalige stadsvernieuwing

Voor het bureau van Van Eyck en Bosch is de cluster Palmdwarsstraat één van de belangrijkste eerste projecten, die de architecten niet alleen bekend maakte maar ook veel navolging heeft gevonden. Ongeveer tegelijkertijd kwam op het Bickerseiland het door Paul De Ley en Jouke van den Bout ontworpen stadsvernieuwingsproject tot stand. Op het Bickerseiland hebben de architecten in nauw overleg met buurtbewoners (dat was in de Jordaan niet het geval) ook een kleinschalig en goed op de omgeving aansluitend complex van woningen en kleine bedrijfsruimten ontworpen. Het was een reactie op de hier geplande grootschalige nieuwbouw. Beide projecten – in de Jordaan en op het Bickerseiland – zorgden voor een omslag in het denken over stadsvernieuwing, van kaalslag en grootschalige nieuwbouw naar behoud en herstel gecombineerd met kleinschalige vernieuwing (oftewel bouwen voor de buurt). Daarmee zijn deze projecten van groot belang geweest voor de stadsvernieuwing en –ontwikkeling sinds de jaren ‘70.

Paul Meijer, Erfgoedvereniging Heemschut

BRONNEN
  • M. Teunissen, Theo Bosch 1940-1994. Knokken voor de stad, deel 2 Architectuur en stedenbouw 1964-1980, Rotterdam: BONAS, 2006, p. 39-43.
  • R. Brouwers, ‘Een mirakel in de Jordaan. Een plan voor de bouw van woningen en winkels van Aldo van Eyck, Theo Bosch, Lucien Lafour en Guus Knemeijer’, in: Wonen-TA/BK 1973, nr. 1, p. 9-21.
  • H. de Haan en I. Haagsma, Stadsvernieuwingsgids van Amsterdam, Amsterdam 1985, p. 61;
  • Sociale woningbouw Amsterdam 68 – 86, Amsterdam: Gemeentelijke Dienst Volkshuisvesting, 1986.
  • M. Barzilay, R. Ferwerda en A. Blom, Predicaat experimentele woningbouw 1968-1980. Verkenning Post ’65, Amersfoort: RCE, 2018.
Website by HOAX Amsterdam