Het Hubertushuis, ook wel het Moederhuis genoemd, werd ontworpen als toevluchtsoord en opvang voor kwetsbare vrouwen en moeders. In plaats van de beoogde bewoners achter een anonieme façade te verbergen, ontwierpen de van Eycks een caleidoscopische stalen structuur van kleur, glas en openheid. Annie van Roijen-Wortmann, de opdrachtgever namens de Hubertusvereniging met wie
Aldo nauw samenwerkte om deze visie te realiseren, was zich zeer bewust van het belang van openheid en zichtbaarheid die nodig was om deze vrouwen en kinderen in de stad op te nemen.
Opvanghuis voor moeders en kinderen
Het ontwerp van Aldo van Eyck, dat hij samen met Theo Bosch maakte, dateert uit 1973 en de oplevering uit 1978. Opdrachtgever was de Hubertusvereniging, een 19de eeuwse instelling opgericht ter ondersteuning van ‘gevallen vrouwen’ en in de jaren zeventig geëvolueerd tot een instelling die ongehuwde moeders op voet van gelijkwaardigheid opvangt en bescherming bood. (nu Stichting Algemene Fiom-hulpverlening Regio Amsterdam (Stichting Afra)). Het pension bood een tijdelijk verblijf voor zestien ouders en circa 78 kinderen, naast ruimtes voor staf en administratie. Het gebouw is ontworpen als een thuis voor moeders die in problemen verkeerden. Zij konden samen met hun kinderen tijdelijk in het huis verblijven en er desgewenst gebruik maken van deskundige hulp.
Regenboogkleur
Van Eyck heeft het Moederhuis ontworpen uitgaande van het idee dat architectuur menselijke activiteiten mogelijk moet maken en sociale contacten dient te bevorderen. Deze gedachte was een reactie op het naoorlogse functionalisme. Het ontwerp omvatte niet alleen de invulling van een gat in de negentiende-eeuwse straatwand van de Plantage Middenlaan, maar ook de renovatie van twee aangrenzende historische panden. De invulling voegt zich naar de bestaande gevelwand qua bouwhoogte, verticale hoofdindeling en onderbouw, maar onderscheidt zich vooral door het opvallende kleurgebruik. Voor de gevel koos van Eyck naar eigen zeggen voor één kleur, namelijk ‘de regenboogkleur’. Ook het interieur, met heldere plattegrond, is bont gekleurd. Behalve van cirkel-, achthoek- en rechthoekvormen is ook veel gebruik gemaakt van ruimtelijke elementen als terrassen, trappen en passages.
Split-level
Het Hubertus- of Moederhuis bestaat uit een nieuwbouw van zes lagen en de renovatie van twee aangrenzende historische panden. De invulling past zich aan bij de bestaande structuur, maar wijkt er ook ingrijpend van af. De positie van entree en trappenhuis is zodanig dat er eigenlijk twee gebouwen ontstaan: een hoge nieuwbouw en een lagere uitbouw van de bestaande panden. Achter de panden bevindt zich in de binnentuin een laagbouw gedeelte.
In de bestaande panden waren de stafruimtes en de woon- en slaapkamers van de ouders ondergebracht. Deze hadden terrassen op de nieuwbouw. Het nieuwe gedeelte bevatte bergingen, een kantine en keuken en het dagverblijf voor kinderen van 1-6 jaar. De bovenste twee lagen, hoog en geïsoleerd, waren voor de baby’’s. Aan een binnenplaats bevond zich een laagbouw van twee etages met woningen.
Overgangsgebied
Het doorzichtige, glazen trappenhuis vormde de verbinding tussen oud- en nieuwbouw en had hiermee een scharnierfunctie. Dit verduidelijkt de wijze waarop Van Eyck de overgang tussen bestaand en nieuw
oploste. Ook doordat de entree een half verdiepingsniveau hoger ligt dan de begane grond is er een overgang ontstaan tussen de tuin en de straat. De glazen wanden en de insnoering van het gebouw op de plaats van het trappenhuis versterken nog eens extra het visuele contact tussen tuin en straat.
Nadat het gebouw enkele jaren leeg heeft gestaan, is het gebouw herbestemd als hotel.
Safe Spaces
Het Hubertushuis was één van de getoonde projecten in de tentoonstelling Safe Spaces – Recht op ruimte in de stad (bij Arcam van 05-06 t/m 19-09-21). In deze tentoonstelling onderzocht Arcam hoe ontwerp kan bijdragen aan het creëren van zichtbaarheid, acceptatie en bescherming door de toe-eigening van stedelijke ruimtes. Met spandoeken, vlaggen of gebouwen maken uiteenlopende groepen zichzelf zichtbaar in de stad. Ruimteclaims kunnen een tijdelijke vorm hebben (demonstraties), semi-permanent zijn (kleuren, logo’s) of een permanente manifestatie zijn (architectuur, stedelijke ruimte).