In de bouwwereld bestaat de neiging om te ontwerpen voor een beperkt aantal typen mens: van een gemiddelde lengte, met goed zicht, op twee benen. Gek eigenlijk. Veel architecten zien het ontwerpen voor alle variëteiten in het menselijk lichaam niet als een kans om de beweegruimte van de gebruikers van hun gebouwen te vergroten, maar als een beperking van hun eigen creativiteit. Nog gekker eigenlijk.
In 2023 besteedt Arcam het hele jaar aandacht aan toegankelijkheid voor iedereen, aan multi-sensorisch ontwerpen. Dat vraagt om een open gesprek met alle schakels in de bouwketen. Architects in Residence Séverine Kas en Ed. Bijman merken vrijwel dagelijks dat dat gesprek niet vanzelf gaat.
Interview
Arcam: Welkom als Architects in Residence! Willen jullie jezelf voorstellen?
Séverine Kas: Ik ben Séverine Kas, opgeleid als architect en twaalf jaar met veel plezier bij verschillende bureaus gewerkt. Door een progressieve aandoening, het Ushersyndroom, ga ik steeds minder zien en horen. Inmiddels ben ik bijna blind en doof. In 2014 heb ik een switch gemaakt naar verandermanagement bij Bartimeus, een zorg- en expertiseorganisatie. Daar zag ik dat daar er veel kennis aanwezig is over (visuele) toegankelijkheid. Lang verhaal kort, momenteel werk ik bij Accessibility, een kennis- en advies organisatie. Samen met collega’s adviseer ik hoe gebouwen, digitale omgevingen en organisaties toegankelijker kunnen worden.
Ed. Bijman: Ik ben Ed. Bijman, architect. Sinds ik mezelf, medio 2010, verplaats in een rolstoel, richt ik mij op het ontwerpen voor mensen met een beperking. Dat doe ik nu meestal voor particulieren, maar steeds vaker word ik ook betrokken als adviseur Toegankelijkheid bij grotere projecten. Dan gaat het over meer dan toegankelijkheid alleen. Inclusief bouwen is niet zozeer het afvinken van checklijsten, maar een bewuste ontwerphouding. Dat architecten bewust nadenken over voor wie zij eigenlijk ontwerpen, en hoe hun gebouwen voor iedereen toegankelijk kunnen worden gemaakt.
Ontwerpers, zet je creativiteit in om ook op een mooie manier - zoals je dus eigenlijk al decennia bezig bent - te laten zien dat toegankelijk ontwerpen kan
Op een gegeven moment is er iets in jullie leven gebeurd waardoor jullie ervaringsdeskundige werden. Is dat het moment geweest dat je zelf ook met toegankelijk ontwerp aan de slag ging?
EB: Helaas wel. Ik probeer mijn collega’s te overtuigen van het belang van toegankelijkheid, maar voordat ik zelf een dwarslaesie kreeg, dacht ik eigenlijk nooit na over toegankelijkheid. Sterker nog, ik vond het een beperking van mijn eigen ontwerpvrijheid. Zo zag ik dat. Dat proef ik ook bij mijn collega’s. Daar heb ik het ook met Séverine een paar keer over gehad. Dat je dus eigenlijk een life event moet meemaken om te realiseren wat inclusief ontwerpen werkelijk is. Zo zou het niet moeten gaan.
SK: Voor mij is het anders dan voor Ed. Ik ben altijd al slechthorend geweest. Ik voelde me niet anders dan de rest, want met een hoorapparaat was het goed te doen. Op het moment dat ik de diagnose kreeg dat ik doofblind zou worden, was ik 23 jaar. Ik was toen net ingenieur van de HS en aan het afstuderen bij de TU om architect te worden. Dus ik was altijd al bezig met het Bouwbesluit, maar pas later leerde ik dat dit niet altijd toereikend is.
Op welke vlakken kan de ontwerpwereld/bouwsector verbeteren als het gaat over toegankelijkheid?
EB: Wat ik proef, is dat het vaak meerdere schakels zijn die beter moeten. Opdrachtgevers, architecten en aannemers hebben nauwelijks besef van wat ontwerpen voor de complete mens inhoudt. Aannemers evenmin. Je ontwerpt bijvoorbeeld een badkamer en zegt dat er geen dorpel toegepast moet worden. Een aannemer maakt er dan toch een, want ‘dat doen we altijd al zo, en die 2 centimeter mag toch binnen het Bouwbesluit?’ In alle schakels in de bouwkolom ontbreekt bewustzijn en kennis, en dus behoeft inclusief bouwen in de praktijk op alle niveaus verbetering.
Je kan bijna een matrix uittekenen. De verbetering bij opdrachtgevers zit in wetgeving, bij architecten moet je prikkelen op creativiteit, en aannemers hebben goede voorbeelden en een checklist nodig. Wat is er volgens jullie nodig om de ontwerpwereld inclusiever te maken?
EB: Neem op in elk Programma van Eisen dat het eindresultaat toegankelijk moet zijn voor de complete diversiteit van het menselijk lichaam en voor alle psychische variaties. Ontwerpers, zet je creativiteit in om ook op een mooie manier – zoals je dus eigenlijk al decennia bezig bent – te laten zien dat toegankelijk ontwerpen kan. En voeg standaard een adviseur Toegankelijkheid toe aan bouwprojecten.
SK: Zes jaar geleden werd gezegd dat het curricilum volzat, maar nu merken we een maatschappelijke tendens in de ontwerpopleidingen waarbij inclusie, en dus ook toegankelijkheid, een rol krijgt. Met gastcolleges en projectonderwijs komt toegankelijkheid bij de huidige lichting studenten wel aan bod. Voor de vakgenoten heeft de BNA al eerder masterclasses toegankelijkheid aangeboden. Hopelijk krijgt dit een vervolg
Op welke manier kan je op dit moment het beste een inclusief ontwerp creëren?
EB: Via de NEN-norm die momenteel in ontwikkeling is en waar ik bij betrokken ben. De NEN-norm is helaas niet bindend, maar voegt alle bestaande normen en handboeken in Nederland samen en belicht toegankelijkheid over de volle breedte. Alle diversiteiten in lichamen worden daarin meegenomen. De norm wordt zo opgesteld dat een architect ook ruimte krijgt om zelf met oplossingen te komen. In plaats van het voorschrijven van een eindresultaat, benoemt de norm vooral welke handelingen op een bepaalde plek gedaan moeten kunnen worden. Dat biedt architecten vrijheid in vormgeving. Vervolgens is het de kunst om toegankelijkheid als vanzelfsprekend mee te nemen. Alsof er niet over nagedacht is. Dat biedt gelijkwaardigheid voor iedereen.
SK: Aan de ene kant heb je inderdaad de pragmatische richtlijnen als handvat. Daarnaast heb je ook het inclusieve gedachtegoed. Een fijne handreiking daarvoor zijn de zeven principes van Universal Design die eigenlijk ook pragmatisch zijn: wat is er nodig om echt voor ‘de mens’ te ontwerpen? De uitdaging is om daadwerkelijk multi-zintuigelijk te ontwerpen. Ontwerp moet niet alleen visueel prikkelen. Denk ook aan goede akoestiek en tactiliteit, om aan te geven in wat voor ruimte je je bevindt. Soms doen architecten dat intuïtief al, maar als we meer bewust bekwaam worden in het inclusief- en zintuiglijk ontwerpen, dan wordt onze leefomgeving fijner en toegankelijker voor iedereen.
Kenden jullie elkaar eigenlijk al voor dit onderzoek?
EB: Ja! In Nederland zijn er niet heel veel mensen met een beperking die zich vanuit het ruimtelijke domein met toegankelijkheid en Universal Design bezighouden, dus we hebben elkaar zeker al eerder ontmoet. Sinds een paar weken wel een stuk intensiever, omdat we ons AiR-schap samen voorbereiden.
Hoe vullen jullie elkaar aan en wat willen jullie leren van elkaar?
SK: Ed bekijkt toegankelijkheid meer vanuit de richtlijnen en de norm en ik, in mijn werk als adviseur, voeg daar het zintuigelijk-sensorische aspect en het metafysische van inclusief ontwerp aan toe: voor alle mensen, maar ook voor heel je lijf. In het idioom van architectuur en bouwen, naar samen aanscherpen, naar het zoeken van de nodige stappen, leer ik veel van Ed.
EB: Ik leer veel van Séverine en haar adviseurschap. Sinds anderhalf jaar ben ik meer betrokken bij verschillende projecten als adviseur Toegankelijkheid en zo leer ik op een andere manier te kijken. Ik zie hoe Séverine nadenkt over architectuur, hoe ze beweegt in gebouwen, wat ze nodig heeft in de gebouwde omgeving om goed en zonder al te veel verlies van energie te kunnen voortbewegen. Door de gesprekken met Séverine merk ik dat mijn gedachten scherper worden. Waar ik vanuit het begin meer vanuit de normen dacht, merk ik dat ik nu al veel breder kijk, meer vanuit de gedachtegang van universeel ontwerp.
Wanneer is jullie AiRschap geslaagd?
EB: Er gaan dit jaar een aantal dingen samenvallen: de nieuwe NEN-norm en breed gepromoot gaat worden; het AiRschap; maar ook dat het thema Toegankelijkheid, in de volle breedte, van toepassing is op de landelijke Dag van de Architectuur in juni. Er is momenteel veel aandacht voor het onderwerp. Ik hoop dat die aandacht ook wordt vastgehouden.
SK: Het is een beweging waarin de gehele keten continu wordt aangesproken, en die continue in beweging moet worden gehouden. Dat als het nog niet gelukt is om een project volledig toegankelijk te maken, dat dan bij het volgende project geprobeerd wordt het nog beter te doen. Dat een architect die bij de ene opdrachtgever wel een toegankelijk Programma van Eisen meekrijgt bij de volgende opdracht zegt: ‘Laten wij er met zijn allen voor kiezen om dit project toegankelijk te maken.’ Laten we ook gezamenlijk optrekken en niet elke keer naar de zwakste schakel wijzen.
Wat zou een uitdaging kunnen worden?
SK: Dit onderwerp heeft een dialoog nodig. En eerlijke en open antwoorden op de vraag of er is nagedacht over hoe het bouwproject inclusief en toegankelijk zal worden gemaakt. Dat gaat nog niet vanzelf.
EB: Ik heb er zin in om bij de komende gesprekken, waaronder De Winterlezingen, de discussie open te breken en het gesprek stevig in te zetten.